Boca mi vida

La Bombonera is een ware voetbaltempel. Een bedevaart naar het stadion van Boca Juniors is eigenlijk een must, maar voor velen blijft het een droom. Niet alleen is de hoofdstad van Argentinië niet om de hoek, aan een kaartje komen is een kruistocht op zich. Kaartjes worden beheerd door het Home Office, die weer in handen is van de harde supporterskern. Het clubbestuur wil eigenlijk helemaal geen voetbalpottenkijkers, maar het levert een behoorlijke duit op voor de barra brava.

Diek mag met recht als eerste zijn nieuwe topje showen op de catwalk in onze Airbnb hut in Buenos Aires. Hij was de regelneef die de kaartjes zocht, vond en kocht. De post onvoorzien in het budget is in één klap verbrast, maar we hebben wel mooi zeven kaarten voor de seizoensopening tegen Athletic Tucaman – inclusief een toegang voor Maarten, onze gids.

We houden twee zwart-gele taxis aan en zijn op weg naar El Hipopótamo, een bar uit het verleden op de rand van de wijk Boca. Maarten voegt zich hier bij ons, samen met zijn lange broertje. We drinken bier uit literflessen en laten houten planken vol lekkernijen aanrukken. Mochten we elkaar kwijtraken of wordt één van ons de toegang tot de tempel ontzegt, dan verzamelen we ons hier weer. In het nijlpaard.

We verlaten de bar en lopen het park door dat we een dag eerder hebben befietst. Vanaf het monument in het park is goed te zien dat de harde supporterskern al staat in te drinken en sfeer te snuiven. De barra brava is een verzameling hooligans, kanslozen en sfeermakers. Zij maken feitelijk de dienst uit bij de voetbalclub. We lopen er met een boog omheen en laten ons meevoeren in een stroom blauw-gele voetbalsupporters, ondertussen zachtje Belgisch pratend.

Politie en suppoosten bemannen controlehekjes en hier en daar wordt om een paspoort gevraagd. Ondertussen wordt de ‘kleine bonbondoos’ steeds groter en kunnen we het geverfde beton zo goed als aanraken. We zijn er bijna en worden dan plots allemaal tegen gehouden, een opstopping met het doel in zicht. Mobiele telefoons schieten omhoog, wachtend op wat nog komen gaat. Twee geblindereerde spelersbussen kruisen ons pad en de mobieltjes gaan massaal af. De bussen lijken wel gecamoufleerd omdat werkelijk alles hier in het blauw en geel gestoken of geverfd is. We worden weer ontstopt en kunnen verder naar puerta 12, de ingang van de staantribune achter het doel.

Het is maar goed dat we meer dan een uur voor de aftrap al het stadion inkomen. We zijn niet het eerste sardientje in het gekleurde blikje, maar zo kunnen we wel een beetje kiezen waar we gaan liggen. Daarnaast duurt het even voordat alle indrukken hun weg hebben gevonden naar onze overprikkelde breintjes. Welke wereld zijn we nu weer ingelopen? We vinden plek schuin achter het doel, ook al kunnen we die niet zien vanwege de blauw-gele banieren en de ouwere jeugd die gehurkt op de muur van ons vak zit. We hebben wel vol zicht op een unieke tribune in de vorm van een flatgebouw. Er was hier niet genoeg ruimte voor een vierde schuine tribune, vandaar dat ze de lucht in zijn gegaan. Hier op het balkon van de flat stond Maradonna de boel aan te jagen en op te jutten, zoals alleen hij dat kon. Met de sjaal van God.

Het stadion loopt gelijdelijk vol, begint steeds meer te borrelen en kookt dan over. Een uur geleden stonden we nog redelijk comfortabel, daarna schouder aan schouder en buik aan buik. Aan het einde van de warming-up is het zo vol geworden dat een kwartslag draaien de enige manier is om nog een beetje te bewegen. Ondertussen blijft het gezang maar doorgaan, Boca mi vida, en worden de handen losjes op het ritme uitgeslagen. Er wordt ook geklapt, door een stel Belgen op de tribune, maar na een tijdje verdwijnt ook bij ons de wedstrijdspanning. We juichen, springen, deinen en playbacken mee met een tribune die schijnbaar in een roes is.

Op het ritme van het gezang en geprikkeld door de geur van wiet stijgt ons vak langzaam naar een hoogtepunt. De spelers komen het veld op door lange opblaastunnels en we raken los van de aarde. Overal zweven blauwe en gele plastic zakken door de lucht, supervlaggen worden gezwaaid en de banieren trillen als lange gitaarsnaren. Rookbommen ontnemen het zicht, terwijl iedereen het uitschreeuwt met de armen in de lucht. “Boca! Boca! Mi vida!”. Mijn laatste wedstrijd was die van de Witte Leeuwen in Velsen. Daar zongen ze “vissekoppen, vissekoppen!” toen de spelers opkwamen. Ook leuk, maar ik zou willen dat dit mijn laatste wedstrijd werd. Waar moet dit nog overtroffen worden?

De beleving is geweldig en we worden anderhalf uur lang gemasseerd met supportersliefde. De wedstrijd is slecht en is lastig te volgen vanwege de obstructed view. Het enige doelpunt zien we nog wel, waarna we opnieuw een orgasme meemaken van de blauw-gele massa.

De wedstrijd is voorbij en het gezang gaat maar door. We laten ons als sardientjes het blik weer uitglijden, soms elkaars hand zoekende om vooral bij elkaar te blijven. Het is een minuut of twintig lopen naar El Hipopótamo, maar het lijkt eeuwen te duren. De blaas is vol, de benen pijnlijk van het staan, en spuug is wit als melk van de dorst. We bestormen de hippo om leeg te lopen en ons vol te gieten. We tellen de koppen, steken de duimen omhoog van opluchting en proosten op de film waarin we ons vanavond begaven. De Stella Artois wordt aangerukt en we laten ons dit Belgisch biertje goed smaken. “Mi vida!”