En touch down! We zijn geland in Havana, hoofdstad van Cuba. Er wordt geklapt in het vliegtuig, “bravo!”. Nog voor het regeringslid van de Bahamas kan opstaan, rennen we al van de trap.
We struikelen de aankomsthal in en staan oog in met een batterij immigratiehokjes. Señor Torres is zeker de aardigste niet, maar uiteindelijk zijn ook zijn vragen op en alle antwoorden gegeven. “Klik”, een automatische deur gaat open en we mogen door. “Bienvenido en Cuba”. Wat direct opvalt is dat al het luchthavenpersoneel vrouwelijk is, gestoken in kaki uniforms met netkousen. We worden verwacht, dat blijkt.
Er staat een busje klaar en we rijden naar de stad. Het was maar een uurtje vliegen, maar het is een wereld van verschil. Overal zijn de voor iedereen bekende iconen en symbolen van Cuba te zien; billboards met revolutionaire leuzen, Che en Fidel, en uiteraard Amerikaanse autos uit de jaren 50.
We stoten elkaar onderweg regelmatig aan, “moet je kijken joh”, en voor we het weten staan we voor ons apartement, acht hoog.
De ontvangst is hartelijk en het uitzicht richting zee goed. We frissen even op en hebben trek. Eerst eten, dan de oude stad in.